AVV

Wil je je ook inzetten om te voorkomen dat je helemaal niets overhoudt van de mooie pensioenbeloftes die je krijgt, dan kun je je ook aansluiten bij AVV, dat speciaal voor dit doel is opgericht door Martin Pikaart en anderen. AVV komt op voor generaties die bij ongewijzigd beleid de dupe worden van het naderende pensioendrama.

Andere boeken van de auteur:

Wanbeleid

Archief



Nieuwsbrief

ABP overtreedt de wet op de kansspelen

In dit artikel tonen wij aan dat de Wet op de kansspelen van toepassing is op bedrijfstakpensioenfondsen. Na dit te hebben aangetoond laten we zien dat ABP de Wet op de kansspelen overtreedt. In feite geldt dit voor elk bedrijfstakpensioenfonds.

Artikel 1a, lid twee van de Wet op de kansspelen geeft de definitie aan:

‘Onder het piramidespel wordt verstaan een gelegenheid waarbij deelnemers een goed afgeven of een verplichting aangaan teneinde daaruit een voordeel te verwerven dat geheel of ten dele afhankelijk is van de afgifte van een goed of het aangaan van een verplichting door latere deelnemers.’

Deelnemers storten premie waarmee ze aan het eerste deel van de definitie voldoen. Het voordeel dat ze hopen te verwerven is een geïndexeerde uitkering na pensionering. In deze uitkering zitten verschillende elementen die er een piramidespel van maken. We noemen er drie.

Ten eerste de doorsneepremie. De doorsneepremie is een omslagelement in de financiering van pensioenen. De premie van jongere wordt voor een groot deel gebruikt voor de financiering van de toezegging voor ouderen, omdat hun premie daarvoor tekort schiet. Dit element voldoet duidelijk aan de tweede deel van de definitie van piramidespel: de toezegging aan de oudere deelnemer is afhankelijk van het aangaan van dezelfde verplichting door deelnemers (jongeren dus). Aangezien de doorsneepremie verplicht is voor bedrijfstakpensioenfondsen, volgt de bewering.

Ten tweede de uitkering in gevallen waarin de dekkingsgraad van het pensioenfonds onder de 100 % zit. In zo’n geval heeft het pensioenfonds te weinig in kas om de uitkering uit te betalen. Indien het fonds toch de uitkering doorbetaalt, loopt het tekort verder en verder op. Het overleven van het pensioenfonds is daarmee afhankelijk van het aangaan van de verplichting tot premiebetaling door jongere deelnemers.

Ten derde de uitkering van indexatie in alle gevallen waar daar geen premie voor is betaald. Aangezien de meeste bedrijfstakpensioenfondsen geen of onvoldoende premie in rekening brengen om de indexatie te kunnen garanderen, geldt dit wederom voor al deze fondsen. Pensioenfondsen nemen dan aan dat ze genoeg overrendementen maken om de indexatie te kunnen bekostigen. Die overrendementen kunnen ze alleen behalen indien ze beleggingsrisico nemen. Dat risico kunnen ze alleen nemen met het kapitaal van jongere deelnemers. Immers, het kapitaal van oudere deelnemers komt in de komende jaren tot uitkering en ligt dus nagenoeg vast. Gegokt kan er alleen worden met het vermogen van latere toetreders.

De parlementaire behandeling vermeldt verder expliciet: ‘Is er echter sprake van de verkoop van producten tegen een reële prijs, dan is er geen sprake van een piramidespel’. Een reële prijs zou zijn een actuarieel faire prijs, met inbegrip van de bekostiging van de indexatie, en toepassing van een korting in geval van een te lage dekkingsgraad.

Merk ook op dat de verplichte deelname geen belemmering vormt voor de kwalificatie als piramidespel, integendeel. De parlementaire behandeling stelt duidelijk dat kansspelen juist daardoor gedefinieerd worden, dat de de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen op de uitkomst van het spel. Hoe minder invloed, hoe sneller het kwalificeert als kansspel. Aangezien de deelnemers verplicht zijn aangesloten, geen enkele invloed hebben op de samenstelling van het bestuur of de deelnemersraad, kunnen we wederom concluderen dat het hier een kansspel betreft.

Men zou kunnen tegenwerpen dat het toch logisch is dat pensioenfondsen niet onder de Wet op de Kansspelen vallen. Hiermee wordt echter de reikwijdte van de Wet op de kansspelen miskend. De parlementaire behandeling stelt: ‘Dat in de praktijk een constructie zodanig breed, ondoorzichtig of anderszins complex kan zijn opgezet dat wellicht niet aanstonds duidelijk is of, en zo ja, in hoeverre deze constructie is aan te merken als een piramidespel als omschreven in artikel 1a, tweede lid van de Wet op de kansspelen, doet aan de duidelijkheid en de bepaaldheid van de wettekst zelf niet af.’ Pensioenregelingen en hun financiering zijn inderdaad ondoorzichtig en complex, waardoor niet direct duidelijk is dat het hier een piramidespel betreft. Dat neemt echter niet weg dat dit reeds door verschillende onderzoekers van naam is geconstateerd, zoals bijvoorbeeld hoogleraar Kocken1, econoom Tang en hoogleraar Van Wijnbergen2,

Ook FNV Bondgenoten, die nota bene bestuurders levert voor de overgrote meerderheid van de bedrijfstakpensioenfondsen, spreekt over een casinopensioen. Weliswaar met name voor het pensioenstelsel zoals dit zou ontstaan na het pensioenakkoord, maar de argumenten die FNV Bondgenoten hiervoor aanvoert, zijn evenzeer valide in het huidige stelsel. Hetzelfde geldt voor de vergelijkingen die Tang maakt met het pokerspel3.

Rest ons te constateren dat ABP de Wet op de kansspelen vertreedt. Conform artikel 1 dient een instelling die piramidespellen organiseert te beschikken over een vergunning van het College Toezicht op de kansspelen. Navraag bij dit College leert echter dat ABP geen vergunning bezit, en ook geen onderdeel uitmaakt van de Staatsloterij.

 

1Kro reporter, 27 november 2010.

2MeJudice.nl, 4 juli 2011.

3De groene Amsterdammer, 15 juni 2011.